Centraal Digitaal Beslagregister ingevoerd
Vanaf 1 januari 2016 is het Centraal Digitaal Beslagregister gefaseerd ingevoerd. Dat is een centraal systeem waar alle beslagen móéten worden ingeschreven en dat móét worden geraadpleegd alvorens er beslag wordt gelegd of een dagvaarding wordt uitgebracht. Het Centraal Digitaal Beslagregister heeft als doel om de schuldeiser inzicht te geven waardoor onnodig hoge kosten worden voorkomen en de beslagvrije voet wordt gerespecteerd.
Vanaf 1 januari 2016 maakt iedere gerechtsdeurwaarder gebruik van het Digitaal BeslagRegister (DBR).
Ieder beslag op loon en andere vergelijkbare periodieke betalingen moet centraal worden ingeschreven in het voor alle gerechtsdeurwaarders toegankelijk register. Hierdoor kan de gerechtsdeurwaarder, voordat bepaalde opdrachten uitgevoerd worden, inzicht krijgen in de beslagpositie van de schuldenaar en kan de opdrachtgever geïnformeerd worden.
Waarom komt het DBR?
Het DBR wordt ingevoerd om onnodige kosten voor schuldenaar én schuldeiser te voorkomen. Door de verplichte raadpleging van het DBR na de opdracht tot het verrichten van bepaalde ambtshandelingen, kan in voorkomende gevallen alsnog worden afgezien van het treffen van deze maatregelen.
Wat gebeurt er na raadpleging van het DBR?
Als na de raadpleging blijkt dat de vordering binnen een periode van drie jaar betaald kan worden op basis van de verkregen gegevens, is de deurwaarder verplicht om de opdracht daadwerkelijk uit te voeren.
Als blijkt dat de vordering naar verwachting niet binnen drie jaar betaald zal worden op basis van de uit het DBR verkregen gegevens, is de deurwaarder verplicht om contact met de opdrachtgever op te nemen. De deurwaarder dient dan aantoonbaar bevestiging te verkrijgen dat u de opdracht wenst uit te laten voeren, ondanks de langere verwachte looptijd van het beslag. Na uw bevestiging volgt dan alsnog de beslaglegging of dagvaarding.
Levert dit geen onnodige vertraging op?
In principe zal het DBR voor een meer efficiënte dienstverlening moeten zorgen, met name omdat de informatievoorziening tussen gerechtsdeurwaarders onderling sneller en vollediger zal worden. In een voorkomend geval zal de bevraging van het DBR echter enigszins vertragend kunnen werken.
Tot slot
Kordaat Incasso zal in alle gevallen de doorlooptijd van uw dossier goed in de gaten houden!
Bron: Ondernemersplein
januari 4th, 2016 in
Nieuws |
Per 1 juli 2015 zal het nodige gaan veranderen met betrekking tot het openbaar betekenen.
Wanneer iemand geen bekende woon- of verblijfplaats heeft, dient een exploit zogenaamd ‘in het openbaar’ te worden betekend. Kortweg betekent dit dat het exploit, dat bij de rechtbank is betekend, bekend wordt gemaakt in een regionaal of landelijk verschijnend dagblad.
De ervaring in de beroepspraktijk is dat deze wijze van bekendmaken weinig effect heeft. In een dergelijk geval dient de betrokken partij zich namelijk te melden bij de deurwaarder om een kopie van het exploit in ontvangst te nemen. Zelden wordt een kopie op kantoor ook daadwerkelijk opgevraagd.
In juni 2014 is er een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gegaan om deze wijze van bekendmaking te wijzigen. Het voorstel is onlangs aangenomen en zal per 1 juli aanstaande in werking treden.
De wetswijziging houdt in dat de publicatie van het exploit niet meer in een fysiek dagblad plaatsvindt, maar via de elektronische weg door een advertentie in de Staatscourant te plaatsen. De Staatscourant wordt online uitgegeven. De verwachting is dat de kans op het daadwerkelijk onder ogen krijgen van de advertentie hierdoor wordt vergroot.
De wetswijziging is dus in het belang van degene voor wie het exploit bestemd is, maar zeker ook voor de rechtzoekende partij. In tegenstelling tot de enkele honderden euro’s van een publicatie in de krant, bedragen deze kosten slechts € 5,00 per advertentie.
Onze juristen informeren u graag verder over de mogelijkheden die u heeft indien een dergelijke situatie zich voordoet. Wellicht is het namelijk vanuit het oogpunt van kostenbesparing in uw geval raadzaam om even te wachten met de eventueel noodzakelijke openbare betekening tot na de invoering van de wetswijziging.
Bron: KBvG
mei 28th, 2015 in
Nieuws |
In een uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch wordt bevestigd dat algemene voorwaarden niet steeds per overeenkomst uitdrukkelijk hoeven te worden aangeboden en aanvaard. Als er in eerdere soortgelijke overeenkomsten de algemene voorwaarden wel van toepassing waren, dan kan de opdrachtgever bij de volgende overeenkomst niet zonder meer van uitgaan dat de opdrachtnemer de opdracht zal uitvoeren zonder dat daarop haar algemene voorwaarden van toepassing zijn.
Bron: www.rechtspraak.nl ECLI:NL:GHSHE:2014:823 (Rechtspraak.nl)
augustus 26th, 2014 in
Nieuws |
De kantonrechter heeft in een zaak beslist dat opzegging van de huurovereenkomst onder bepaalde voorwaarden geaccepteerd wordt.
Ondanks artikel 7:271 lid 3 BW waarin is bepaald dat opzegging bij exploit of aangetekende brief dient te geschieden, wordt er in de praktijk met grote regelmaat van dit vormvoorschift afgeweken. Opzegging per e-mail voldoet volgens de kantonrechter in het huidige communicatieverkeer, zeker nu in onderhavige casus in het huurcontract onder haar contactgegevens het e-mailadres heeft vermeld waarnaar de bewuste e-mail is verzonden. Daarnaast is onweersproken gelaten dat eiseres de e-mail heeft ontvangen en bekend was met de wil van gedaagden de huurovereenkomst tussen partijen te beëindigen.
Bron: www.rechtspraak.nl (Rotterdam 25 april 2014 RBROT:2014:3333)
juli 2nd, 2014 in
Nieuws |
Incassokosten voor consumenten per 1 juli 2012
o 15% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de eerste € 2500 van de vordering, met een minimum van € 40,-;
o 10% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de volgende € 2500 van de vordering;
o 5% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de volgende € 5000 van de vordering;
o 1% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de volgende € 190.000 van de vordering;
o 0,5% over het meerdere van de hoofdsom met een maximum van € 6775
Rekenvoorbeeld
Bij een vordering van € 23.000,- bedraagt de vergoeding:
15% van € 2500 = € 375 plus
10% van € 2500 = € 250 plus
05% van € 5000 = € 250 plus
01% van € 13.000 = € 130
is totaal € 1005,-
FAQ
1. Vanaf wanneer gelden deze tarieven?
De wet incassokosten en het bijbehorende besluit (WIK) zijn per 1 juli2012 inwerking getreden. De regeling geldt voor vorderingen die ná 1 juli 2012 betaald hadden moeten zijn. De datum van de factuur is dus niet beslissend: het gaat om de datum waarop betalingsverzuim is ingetreden. Wanneer er voor 1 juli 2012 reeds verzuim was, wordt de vergoeding voor de incassokosten berekend volgens het voor die datum (1 juli) geldende recht.
Voorbeeld: factuurdatum 15 juni 2012, betalingstermijn tot 15 juli 2012: nieuwe wetgeving van toepassing, ook al is de factuurdatum van vóór 1 juli 2012.
2. Zijn er direct incassokosten verschuldigd?
Als het een consumentenvordering betreft niet, dan moet er volgens de WIK eerst een kosteloze aanmaning plaatsvinden waarbij men 14 dagen de tijd krijgt om alsnog te betalen. In deze aanmaning moeten de gevolgen van het uitblijven van de betaling, waaronder de vergoeding van de incassokosten, worden vermeld.
3. Mogen er nog andere kosten in rekening worden gebracht bij de debiteur?
Nee. Administratiekosten, dossierkosten, maar ook gemaakte kosten t.b.v.
informatievoorziening (bijv. KvK, Kadaster) mogen niet apart in rekening worden gebracht.
Het besluit gaat uit van een vaste vergoeding voor incassokosten waarbij geabstraheerd is van de kosten van de verrichte incassohandelingen. Er wordt bepaald welk bedrag er maximaal kan worden gevraagd aan de schuldenaar voor de verrichte incassohandelingen ter voldoening van een vordering. Deze vergoeding omvat alle incassohandelingen, ongeacht de omschrijving van de kosten van die handelingen (bv. administratie- of registratiekosten).
4. Hoe zit het met de rente?
De wettelijke vergoeding van de incassokosten waarop krachtens de nieuwe regeling aanspraak kan worden gemaakt, wordt alleen berekend op basis van de hoofdsom. De schuldeiser kan daarnaast niet ook aanspraak maken op een vergoeding voor de kosten voor het incasseren van de verschuldigde wettelijke rente. Het is voor de berekening van de verschuldigde vergoeding voor de incassokosten in beginsel niet van belang hoe lang de schuldenaar in verzuim is. Wel zij gewezen op artikel 6:119, tweede lid en artikel 6:119a, derde lid BW. Ingevolge deze bepalingen wordt de hoofdsom na afloop van een jaar waarover de wettelijke rente wordt berekend, vermeerderd met de wettelijke rente.
Dit heeft tot gevolg dat wanneer het innen van de incassokosten langer duurt dan een jaar, de incassokosten opnieuw berekend kunnen worden aan de hand van nieuwe hoofdsom van de vordering (d.w.z. de oorspronkelijke hoofdsom verhoogd met de wettelijke rente). Het voorgaande geldt in gelijke mate wanneer er een hogere rente is bedongen in plaats van de wettelijke rente. (punt 5 Nota van Toelichting)
5. Geldt deze wet ook voor BtoB?
Dat ligt er aan: voor BtoB is deze regeling van regelend recht, dat wil zeggen dat er van de wetgeving afgeweken mag worden. Dat betekent dat de wettelijke maximale vergoeding voor de incassokosten geldt, tenzij partijen overeenkomen daar van af te wijken. Zij kunnen zowel een lagere als een hogere vergoeding overeenkomen. De regeling biedt dus bescherming aan (kleine) bedrijven doordat in beginsel de wettelijke maximale incassokosten gelden. Alleen als partijen overeenkomen daarvan af te wijken, kunnen hogere incassokosten in rekening worden gebracht.
6. Geldt het wettelijke vereiste van een aanmaning met 14 dagen termijn ook in geval van BtoB?
Nee bij BtoB niet, dit is alleen een vereiste indien de schuldenaar een natuurlijk persoon is, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Bij de Tweede Kamer ligt overigens momenteel een wetsvoorstel om een Europese Richtlijn te implementeren. Daarin is (even kort gezegd) bepaald dat in het handelsverkeer direct € 40,- incassokosten in rekening gebracht mag worden na het verstrijken van de betalingstermijn, zonder het versturen van een aanmaning.
6 a. Hoe zit het met een eenmanszaak, is dat BtoB of valt die onder de WIK?
Men valt onder de WIK indien men 1) een natuurlijke persoon is en 2) niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Bij een eenmanszaak kan er helaas wel een schemergebied ontstaan: is er gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf of niet? Vaak zal de aard en inhoud van de onderliggende overeenkomst wel een goed aanknopingspunt bieden.
6 b. In de toelichting noemt de minister dat het voor crediteuren verplicht is om het eventuele in rekening te brengen bedrag aan incassokosten in de verplichte aanmaning te noemen. Is dit ook het geval wanneer de crediteur niet zelf de incassokosten in rekening brengt?
In het
wetsvoorstel wordt nadrukkelijk geen onderscheid gemaakt tussen de situatie waarin het incassotraject zelf wordt uitgevoerd of wordt uitbesteed, dat geldt ook voor deze bepaling in de toelichting. Het evt. in rekening te brengen bedrag aan incassokosten moet in de verplichte aanmaning worden genoemd, ook indien de klant niet zelf de incassokosten in rekening brengt.
Bron: NVI
juli 1st, 2012 in
Nieuws |
Het wetsvoorstel over de kostendekkende griffierechten is 1 november 2011 aangeboden aan de Tweede Kamer. Daarmee is ook het advies van de Raad van State om het voorstel niet in deze vorm bij de Tweede Kamer in te dienen, openbaar geworden.
De Raad van State stelt in het advies dat ‘een kostendekkend stelsel van griffierechten afbreuk doet aan het karakter van rechtspraak als collectief goed.’ Een kwalitatief goed rechterlijk apparaat is van belang voor de hele samenleving en zou een financiële benadering van het gebruik van rechtspraak daarom niet voorop horen te staan.’ De Raad adviseert …
Bron: Raad van State
november 2nd, 2011 in
Nieuws |
De beroepsorganisatie van gerechtsdeurwaarders KBvG heeft een aantal ‘juridische bijsluiters’ ontwikkeld die schuldenaren in eenvoudige taal uitleg geven over een aanzegging tot ontruiming, de overhandiging van een vonnis of een dreigend beslag op bankrekening, loon, auto of inboedel.
Reden voor het opstellen van de bijsluiters is het feit dat veel schuldenaren de officiële juridische formulering van ambtelijke documenten niet of slechts ten dele begrijpen. Ook de mondelinge toelichting door de deurwaarder zelf komt als gevolg van stress en emoties bij de schuldenaar soms niet goed over. De juridische bijsluiters zijn ontwikkeld in samenwerking met de Sociaal Raadslieden (MO Groep). Ze zijn ook beschikbaar in het Engels, Duits, Frans, Turks en Arabisch.
De juridische bijsluiters dienen expliciet niet als vervanging van het officiële ambtelijke stuk van de deurwaarder. Het juridische taalgebruik daarin is namelijk het resultaat van wetgeving en jurisprudentie en is nodig voor een zuiver verloop van de rechtsgang. Wel kan volgens de KBvG met een bijsluiter worden bereikt dat schuldenaren beter op de hoogte worden gebracht van hun situatie.
KBvG-voorzitter John Wisseborn wijst erop dat een goede gerechtsdeurwaarder weliswaar altijd in een kort persoonlijk gesprek uitlegt wat de reden is van zijn komst, maar dat deze toelichting soms niet goed overkomt door stress en emoties bij de schuldenaar. Daardoor nemen sommige schuldenaren niet de maatregelen die ze zouden moeten nemen, zoals bijvoorbeeld het zelf verwijderen van de inboedel voorafgaand aan een ontruiming. “Via de bijsluiter wordt een schuldenaar nog eens extra en in duidelijke bewoordingen geïnformeerd, zodat de kans toeneemt dat hij het nodige doet om de schade te beperken. Dat kan een hoop onnodig leed voorkomen”, aldus Wisseborn.
Bron: KBvG
oktober 24th, 2011 in
Nieuws |
De rechtbank Utrecht heeft in een beschikking van deze week géén oordeel geveld over de vraag of een vordering van een man die zegt slachtoffer te zijn geweest van een pastoor die grensoverschrijdend contact met hem gehad heeft, verjaard is. Uit publicaties in diverse media zou dat kunnen worden opgemaakt.
De rechtbank heeft deze week alleen geoordeeld over de vraag of de man getuigen mag horen om bewijs te verzamelen waarmee hij zijn stellingen kan onderbouwen. Iedereen die voor de rechter getuigen wil horen voorafgaand aan een civiele procedure, moet daarvoor door middel van een verzoekschrift toestemming vragen. Zo’n voorlopig getuigenverhoor wordt in de regel toegestaan. Er kunnen uitzonderingen zijn, bijvoorbeeld wanneer toewijzing in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank oordeelde dat dat het geval is wanneer op voorhand vaststaat dat de vordering waarop het voorlopig getuigenverhoor betrekking heeft verjaard is en de verwerende partij te kennen heeft gegeven in de bodemprocedure een verjaringsverweer te zullen voeren.
De rechtbank heeft nu alleen geoordeeld dat niet op voorhand kan worden uitgesloten dat een bodemrechter de zaak die de man wil beginnen als een uitzonderlijk geval kwalificeert en dat in die procedure de bodemrechter tot de conclusie komt dat een beroep op verjaring door het Aartsbisdom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
De rechtbank woog hierbij de bijzondere maatschappelijke positie van het Aartsbisdom en de Rooms-Katholieke Kerk in de samenleving mee en het advies van de commissie Lindenbergh om bij toepassing van de door haar voorgestelde regeling geen beroep te doen op verjaring.
Of er in de zaak van deze man sprake is van verjaring moet een bodemrechter dus eventueel later vaststellen.
De rechter heeft toegestaan dat er getuigen gehoord worden. Wie dat zijn is op dit moment nog niet bekend. De getuigen kunnen op 9 december gehoord worden.
Bron: Rechtbank Utrecht
oktober 4th, 2011 in
Nieuws |
De ledenraad van de KBvG heeft donderdag in Amersfoort unaniem ingestemd met de herbenoeming van mr. John Wisseborn als voorzitter van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders(KBvG). Zijn herbenoemingperiode gaat in per 1 november 2011 en heeft een looptijd van drie jaar.
“De afgelopen drie jaar is het nodige in gang gezet. Zowel intern als extern is de KBvG in beweging gekomen. Ook de komende jaren zal er weer veel van bestuur en ledenraad worden gevraagd. Met het aanvaarden van mijn herbenoeming toon ik mij bereid om ook de komende drie jaar weer een bijdrage aan het goed functioneren van de beroepsgroep en van de KBvG te leveren”, aldus Wisseborn.
John Wisseborn is sinds 1 november 2008 voorzitter van de KBvG en is nu benoemd voor zijn tweede termijn. Wisseborn is met een onderbreking van een jaar bestuurslid van de KBvG sinds 2001 en volgde destijds Frans van der Meer op, die zes jaar voorzitter was en in 2008 afscheid nam van het bestuur. Naast voorzitter is John Wisseborn gerechtsdeurwaarder in Harderwijk en geeft hij cursussen en seminars op zijn vakgebied.
Naast John Wisseborn is ook Gerard Jepma, voorzitter van de Ledenraad en deurwaarder in Almere, unaniem herbenoemd. Jepma is lid van de ledenraad sinds 2007. De voorzitter van de Ledenraad wordt jaarlijks in oktober gekozen. Jepma werd met ingang van 1 oktober 2010 voor de eerste keer gekozen tot voorzitter van de ledenraad en gaat daarmee op 1 oktober a.s. zijn tweede termijn als voorzitter in.
Bron: KBvG
september 23rd, 2011 in
Nieuws |
Op 22 augustus 2011 heeft de kantonrechter van de rechtbank Arnhem zich uitgesproken over de vraag of een werkrelatie tussen A (werknemer) en B (werkgever) dient te worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst.
Standpunt werknemer
In verband met het aanvragen van een WW-uitkering is het voor werknemer van belang dat de relatie wordt aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Werknemer stelt dat hij in de periode juli 2008 tot en met april 2010 op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden heeft verricht in de winkel van werkgever en diverse klanten heeft geadviseerd bij de aanschaf van goederen. Dat sprake zou zijn van een arbeidsovereenkomst, wordt door werknemer onderbouwd aan de hand van getuigenverklaringen. Werknemer stelt dat er sprake was van een gezagsverhouding tussen partijen. Partijen hadden afgesproken dat werknemer de leiding in de winkel had wanneer werkgever er niet was, aldus werknemer. Werknemer stelt verder dat hij salaris heeft ontvangen en dat hij dit contant heeft ontvangen. Uit een door werknemer overgelegd bankafschrift blijkt dat werknemer (in ieder geval) eenmalig via de bank salaris heeft ontvangen.
Standpunt werkgever
Werkgever betwist dat sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst. Aan de hand van getuigenverklaringen onderbouwt werkgever de stelling dat werknemer zelfstandig en voor eigen rekening zijn eigen handel in de winkel dreef. Volgens werkgever was er sprake van een huurovereenkomst. Werknemer had een eigen bedrijf en verkocht designmeubelen. Werknemer zou in 2009 uit zijn eigen pand zijn vertrokken, waarna werkgever zou hebben aangeboden dat werknemer een deel van zijn spullen naar de winkel overbracht om die van daaruit te verhandelen. Werkgever stelt dat werknemer als tegenprestatie voor deze huur bij zijn afwezigheid op de winkel paste en dat werknemer daarnaast dan ook de klanten van werkgever hielp. Volgens werkgever waren er afspraken gemaakt over de verdeling van de verkoopopbrengsten van de spullen van werkgever die dan werden verkocht. Werkgever stelt dat deze wederzijdse prestaties zijn te beschouwen als huur respectievelijk als vergoeding voor incidentele diensten, te weten werkzaamheden in opdracht. Werkgever ontkent dat sprake was van een gezagsverhouding. Werkgever merkt daarbij op dat in de winkel op alle spullen van werknemer een sticker was geplakt.
Kantonrechter
Volgens de kantonrechter bepaalt de wet dat sprake is van een arbeidsovereenkomst indien een werknemer zich verbindt in dienst van de werkgever tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Aan de volgende drie vereisten dient worden voldaan: gedurende zekere tijd arbeid, loon, en een gezagsverhouding. De kantonrechter overweegt dat uit het enkele feit dat werknemer op de winkel van werkgever zou passen bij diens afwezigheid, geen gezagsverhouding blijkt. Dat op alle spullen van werknemer een sticker was geplakt, ondersteunt volgens de kantonrechter de lezing van werkgever dat werknemer zijn eigen spullen verkocht. Dit duidt niet op een arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter oordeelt dat uit één bankafschrift – waarop staat vermeld dat ‘salaris’ is overgemaakt – niet blijkt dat werknemer over een lange periode salaris ontving, waardoor niet kan worden aangenomen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter merkt de vergoedingen die werknemer ontving voor verkoopopbrengsten aan als vergoedingen voor incidentele diensten dan wel werkzaamheden in opdracht. Volgens de kantonrechter is niet komen vast te staan dat tussen werkgever en werknemer een arbeidsovereenkomst heeft bestaan.
Bron: mr. Mieke Dijkman, Van Diepen Van der Kroef Advocaten
september 7th, 2011 in
Nieuws |